Laatvlieger

Laatvlieger, Eptesicusserotinus

(foto: www.theodouma.nl)

Grote algemene vleermuissoort met een lengte tot 13 cm inclusief staart en een spanwijdte van ca. 35 cm. Vleugels, oren en snuit zijn donker tot zwart van kleur. De oren zijn relatief klein en driehoekig. Hij jaagt tot 10 meter hoogte langs hagen, bosranden en lantaarnpalen. Vroeg in het jaar zijn het vooral muggen en vliegen en later in het jaar ook grote kevers en motten. Ze blijven bij de jacht redelijk dicht (twee km)  bij hun honk. De kraamkamer bestaat meestal uit zo'n 50 vleermuizen. De paartijd ligt in september en oktober. Ook hier wordt het sperma opgeslagen en de jongen worden vanaf eind juni geboren. De jongen vliegen na drie weken en na zes weken kunnen ze jagen. Het vermoeden bestaat dat de laatvliegers echte standvleermuizen zijn waarbij de afstand tussen zomer en winterverblijf niet meer dan 50 km bedraagt. De naam laatvlieger komt omdat deze soort 's-nachts later uitvliegt dan de andere grote vleermuissoort de rosse vleermuis.