Mol

Mol, Talpa europaea

(foto: www.vogeldagboek.nl)

De mol heeft een korte zwartfluwelen vacht, vroeger veel gebruikt voor bontjassen. Door het ontbreken van een vleug, dankzij een willekeurige plaatsing van de haren in de huid, kan de mol even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen bewegen. Bij de meeste zoogdieren zijn de haren in een bepaalde richting geplaatst, meestal naar achteren, maar bij de mol kunnen de haren in de huidaanhechting kantelen, zodat ze niet blijven steken in de gangwanden als de mol achteruit krabbelt.
Kenmerkend voor de mol zijn de voorpoten met de graafhanden, waarmee het dier de ondergrondse gangen graaft. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen met een diameter van slechts één millimeter; hij is echter niet blind. Zijn belangrijkste zintuig is zijn spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat.
Er worden zowel oppervlakkige gangen, de jaaggangen of mollenritten als dieper gelegen gangen, tot over een meter gegraven.
In het voorjaar graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met verschillende gangen.
De gangen zijn ongeveer 5 cm breed en kunnen tot wel 200 meter lang zijn. De uitgegraven grond wordt gedeeltelijk gebruikt om de wanden van de gangen en ruimtes mee te verstevigen, het overtollige wordt door de achterpoten naar achteren en naar boven gewerkt, waardoor aan de oppervlakte de molshopen ontstaan. Meestal monden hier ook de gangen van het gangenstelsel in uit. Deze uitgangen worden onder andere gebruikt om op het aardoppervlak nestmateriaal te verzamelen om de centrale ruimte mee te bekleden: bladeren, gras, mos, papier en ander zacht materiaal.
In de paartijd (februari-april) gaan mannetjes op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange mollenritten, totdat ze een vrouwtje hebben gevonden. In mei of juni worden de jongen geboren. Na een draagtijd van circa 28 dagen werpt het wijfje in het nest in de centrale ruimte 3 tot 6 naakte en blinde jongen uit. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na 14 dagen hebben de jongen een vacht ontwikkeld. De ogen gaan na circa 22 dagen open, en na 33 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken. Het belangrijkste voedsel zin regenwormen waarvan de kop wordt afgebeten om ze te verlammen maar wel levend te houden. Ook andere dieren als insecten en slakken worden gegeten. Hij is zowel overdag als ’s-nachts actief. Een mol verlaat zelden zijn gangenstelsel. Ondergronds zijn er geen vijanden maar bovengronds zijn er de marters, uilen, buizerds, ooievaars en reigers en natuurlijk de vos.