Konijn, Oryctolagus cuniculus

(foto: www.vogeldagboek.nl)

Konijnen zijn zoogdieren en behoren tot de haasachtigen. Dit omdat ze snijtanden hebben zowel in de boven- als onderkaak. In de bovenkaak staan stifttanden achter de snijtanden. Ze moeten snel slijten met het knagen want de tanden groeien zo’n 2 mm per week. Het konijn is een schemerdier en leeft van uitsluitend plantaardig voedsel zoals grassen, kruiden, knollen en bast van boompjes. Om een tekort aan mineralen en vitaminen tegen te gaan eten ze hun eerste eigen keutels weer op.

Het konijn leeft in grote groepen in een uitgebreid gangenstelsel. De bouw wordt meestal aangelegd in een heuvel of een andere helling, ze wagen zich zelden verder dan een paar 100 meter van het hol af. Bij lage dichtheden leeft het konijn in paarverband, bij hoge dichtheden in groepen van ongeveer twintig volwassen dieren en hun jongen. Binnen zo'n groep vormen zich subgroepjes, bestaande uit één tot vijf mannetjes en één tot zes vrouwtjes. Zo'n subgroepje heeft zijn eigen graasplek, die hij meestal verdedigt tegen andere dieren. Binnen een groep heerst een rangorde, waarbij de dominante dieren de beste nesten betrekken, vlak bij het centrum van de kolonie. De jongen van dominante dieren staan later vaak ook hoog in de hiërarchie.
Territoria worden gemarkeerd door geurklieren onder de kin, urine en hopen keutels. De dominante mannetjes binnen een groep hebben de grootste klieren en zijn verantwoordelijk voor het meeste markeren. Bij gevaar stampt het konijn met zijn achterpoten. Vluchten doen ze door even heel snel te sprinten (55km/uur) en onder te duiken.

De eisprong van het vrouwtje wordt door de paring in gang gezet en is ongeveer 12 uur later voltooid. Vandaar dat zowat alle paringen in zwangerschap resulteren. De draagtijd van een konijnen is 28-31 dagen. Reeds enige uren na de geboorte van de jongen is het wijfje weer paringsbereid en wordt opnieuw gedekt, zodat zij tijdens de zoogperiode reeds nieuwe embryo's in haar baarmoeder herbergt. De jongen zijn kaal en blind en blijven ondergronds in de met mos en vacht beklede werpkamer. De jongen wegen slechts 30 tot 35 gram en worden maar één keer per dag kort (minuten) gezoogd gedurende vier weken. Per jaar kan een vrouwtje drie tot zeven worpen krijgen, met een minimum interval van dertig dagen. Jongen die vroeg in het jaar geboren worden, kunnen zich nog hetzelfde jaar voortplanten.

Op dit moment zijn er twee virusziekten waar hele konijnenpopulaties aan ten gronde gaan. Myxomatose is een al langer bestaande ziekte en daar is kort geleden RHD bijgekomen (Rabbit haemorrhagic disease). Op De Batouwe worden elk jaar nog zieke en dode konijnen gezien.