Kolblei
De Kolblei, Blicca bjoerkna , is een zilverkleurige vis en heeft een sterk zijdelings afgeplat lichaam met een bruingrijze rug. Hij heeft grote schubben. Het oog is relatief groot en kleurloos, de aanzet van de borstvinnen en buikvinnen is roodachtig. De vinnen zijn relatief klein. Oudere exemplaren worden wat dikker en de rug begint wat op te wellen achter de kop. Alleen jonge exemplaren zijn lastig te onderscheiden van jonge brasems, het tellen van een rij schubben (Kolblei 9-10; Brasem 11-13) tussen rugvin en zijlijn is dan een betrouwbaar kenmerk. De kolblei wordt minder groot dan de brasem, hooguit 45 centimeter in de grote rivieren.
De kolblei leeft in langzaam stromend of stilstaand water met een modderige bodem. Ze houden zich het liefst op langs dichtbegroeide oevers en takken van rivieren. Ze zijn ook te vinden in brak water zoals bij riviermondingen. Het is een algemene soort en in Nederland zijn ze eigenlijk overal wel te vinden. De kolblei zwemt dicht bij de bodem en voedt zich met kreeftjes, slakken, planten en algen. Voor de paai zijn waterplanten essentieel. De kolblei is iets meer stroomminnend dan de brasem.
In de periode mei tot juni trekt kolblei naar ondiep water (uiterwaarden) om zich voort te planten op waterplanten of andere substraten. De vrouwtjes zetten zo'n 100.000 eitjes af. De jongen groeien erg langzaam en zijn op driejarige leeftijd vaak nog erg klein met een lengte van 8 tot 10 cm. Opvallend is dat ze dan al wel geslachtsrijp zijn.
De soort is nachtactief en leeft in scholen, soms ook samen met brasem. Het voedsel bestaat uit slakjes, insecten, waterplanten, algen en dierlijk plankton welke met hulp van de uitstulpbare bek uit de bodem worden gehaald.
Kolblei is een vrij algemene in Nederland. Doordat er vaak verwarring met brasem optreedt is er weinig bekend over de toe- of afname van de soort. In zeer voedselrijke wateren is kolblei waarschijnlijk in het nadeel ten opzichte van brasem. De kolblei is zonder minimummaat of gesloten tijd opgenomen in de Visserijwet.