Gewone pad

 

De gewone pad, Bufo bufo , paring (amplexus) met kleinere mannetje op het vrouwtje

 

De gewone pad is één van de algemeenste amfibieën in Nederland. Hij komt in vrijwel heel Nederland voor met uitzondering van enkele Waddeneilanden. De gewone pad komt in vele vaak relatief droge leefgebieden voor waaronder bossen, graslanden, duinen, stadsparken en tuinen. De gewone pad is een algemene soort op de golfbaan en ze zitten in bijna alle wateren.
De gewone pad is een generalist die in uiteenlopende leefgebieden kan worden gevonden en specifiek aangepast is voor drogere plaatsen. Alleen voor de voortplanting is oppervlaktewater nodig, waarbij de dieren soms grote afstanden af moeten leggen om bij water te komen. De eieren worden in tegenstelling tot veel andere kikkerachtigen niet in klompen maar in strengen afgezet.

Bufo bufo heeft een onopvallende schutkleur en wordt overdag vanwege de schemeractieve levenswijze zelden aangetroffen. Het lichaam is gedrongen en de kop is groot en breed met oranjerode tot goudbronzen gekleurde ogen. De pupil is spleetvormig en loopt horizontaal. Achter het oog, boven het trommelvlies, zijn de oorklieren aanwezig, die bij de gewone pad opvallend groot en lang zijn en meestal een afwijkende kleur hebben zodat ze goed opvallen. Deze klieren produceren gifstoffen. Het voedsel bestaat voornamelijk uit slakken, wormen, kevers en ze eten veel spinnen. De gemiddelde lengte is 6 tot 13 centimeter. Het vrouwtje wordt echter aanzienlijk groter dan het mannetje.

Padden leven het gehele jaar op het land, met uitzondering van de voortplantingstijd omdat de larven of kikkervisjes zich in het water ontwikkelen. De padden ondernemen hiertoe ieder jaar een zogenaamde paddentrek, waarbij de dieren massaal en over afstanden van meerdere kilometers naar het voortplantingswater trekken. De paddentrek begint in februari maar heeft een hoogtepunt in maart tot april. Deze gesynchroniseerde trek van de dieren komt maar bij weinig andere soorten voor, inclusief andere padden. Dit komt doordat de gewone pad erg honkvast is en altijd teruggaat naar het water waarin het dier geboren is. Ook het feit dat de voortplantingswateren vaak op enige afstand van het leefgebied liggen, nopen de padden tot het afleggen van een voor amfibieën relatief grote afstand tot soms enkele kilometers. Op de wegen die op de trekroute liggen en door de dieren worden overgestoken vallen veel verkeersslachtoffers. De gewone pad kent net als vrijwel alle kikkers en padden een uitwendige bevruchting en er is dus geen paring. Het mannetje klampt zijn voorpoten zeer stevig om de oksels van het vrouwtje waarbij de paarkussentjes op de voorpoten voor extra grip zorgen. Deze houding wordt de amplexus genoemd en hij blijft net zolang op haar zitten tot ze de eieren in het water afzet. De mannetjes zijn in de voortplantingstijd zeer paarlustig en klampen alles aan wat mogelijk een vrouwtje zou kunnen zijn.

Andere padden in Nederland zijn: de rugstreeppad, in grote delen van Nederland, de vroedmeesterpad en de geelbuikvuurpad (rode lijst soorten alleen in Zuid Limburg) en de knoflookpad, zeer zeldzaam en bedreigd met uitsterven (hier en daar in het oosten en in Limburg).